De Academie voor Integratieve en Humanistische Psychologie en Psychotherapie onderscheidt zich verder kwalitatief van analoge instituten doordat zij bewust opteert voor een integratieve benadering van de psychologie, veeleer dan alleen van de psychotherapieën. Ze tracht dus van de talrijke, soms tegenstrijdige psychotherapeutische benaderingen, een integratie te maken, d.w.z. een diepe theoretische synthese van psychologische inzichten die in uiteenlopende denkrichtingen ontdekt werden. Dus een samenvoegen van inzichten en werkingsprincipes, eerder dan van therapeutische technieken. Hoewel er de laatste jaren steeds meer opleidingscentra ontstaan die zich “integraal” of zelfs “integratief” noemen, wordt er vaak iets anders mee bedoeld, bv. het tegelijkertijd inwerken op lichamelijk en geestelijk niveau (wat wij geïntegreerd of somatopsychisch zouden noemen), of het naast elkaar aanbieden van twee of meer psychotherapeutische denkrichtingen (wat wij eclectisch, multidisciplinair of gecombineerd zouden noemen).

De term “integraal” is ook erg bekend geworden door het werk van K. Wilber, die er een denkwijze mee bedoelt waarbij men één fenomeen vanuit verschillende standpunten benadert (individueel/collectief, inwendig/uitwendig), en waarbij men parallellen en analogieën ontdekt tussen verschillende denkrichtingen. In elk geval is het onze bescheiden overtuiging dat de term “integratieve psychotherapie” reeds op zichzelf getuigt dat er hoogstens een eclectische samenvoeging is gebeurd, waar men maar al te vaak de desbetreffende therapieschool in herkent, dus zonder diepgaande theoretische integratie. Bij deze laatste verdwijnt immers de herkenbaarheid van de mono-theorieën.

Daarenboven kan een diepgaande integratie slechts gebeuren als er ook andere fundamentele wetenschappen bij betrokken worden, zoals psychologie, en enkele niet-psychologische wetenschappen zoals de systeemtheorie (met de post-Darwiniaanse evolutieleer), de werking van de hersenen (met de psychofarmacologie), de gegevens van de humanistische psychologie met betrekking tot de groei (zelfrealisatie) van de persoonlijkheid, allemaal onmisbare elementen die in geen enkele psychotherapieschool terug te vinden zijn, en die dus zullen ontbreken bij een goedbedoelde “integratieve psychotherapie”. En tenslotte is het inzicht dat de verschillende psychotherapievormen eigenlijk analoge varianten zijn van hetzelfde, en dus naast elkaar staan en kunnen samengebracht worden dankzij een gemeenschappelijk vocabularium, al lang voorbijgestreefd.

Hoewel wij de hele psychopathologie, inclusief de DSM, grondig bestuderen en inoefenen, distantiëren wij ons zoveel mogelijk van het ouderwetse “ziektemodel” dat de mensheid indeelt in normalen en abnormalen, maar hanteren wij het “groeimodel” zoals ingevoerd sinds de zestiger jaren, dat de verschillende aspecten van het psychisch functioneren indeelt in pathologisch, modaal en optimaal. i.p.v. over een ziekten-genezende psychiater of psychotherapeut, spreken wij liever over psycho-anagoog, d.w.z. iemand die het psychisch en emotioneel groeiproces weet op gang te brengen en te bevorderen.